Sociale huurders van particuliere huurwoningen zien hun huurprijs niet alleen harder stijgen dan vorig jaar, maar ook aanzienlijk harder dan die van sociale huurwoningen van corporaties. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS. Huurders in de vrije sector zijn zelfs nog slechter af.

In 2023 verhoogden sociale woningcorporaties hun huren gemiddeld met 0,1 procent ten opzichte van vorig jaar, terwijl sociale huurders die niet via een corporatie huren, gemiddeld 3,7 procent meer betaalden dan het jaar ervoor. De huurprijzen in de vrije sector stegen zelfs met gemiddeld 4,5 procent, zo becijfert het CBS.
De grote verschillen komen door de Wet huurverlaging, die sociale huurders met een laag inkomen in bepaalde gevallen in staat stelt een huurverlaging aan te vragen. Deze regeling geldt alleen voor huurders van woningcorporaties. Dit heeft tot gevolg dat de huurprijzen tussen corporatiehuurders en andere huurvormen behoorlijk uiteen lopen. Op dit moment is er geen concreet plan dit op korte termijn recht te trekken, aldus de Woonbond.
Opvallend is dat de huurstijging in de vrije sector hoger lijkt te liggen dan de 4,1 procent die dit jaar wettelijk is toegestaan. Dit komt door de invloed van bewonerswisselingen. Als een huurwoning van bewoner wisselt, gelden andere regels en wordt de huurprijs meer verhoogd. Sinds 2014 zijn de huren bij bewonerswisselingen niet zo hard gestegen als in 2023. Dit effect is bij alle huurvormen zichtbaar.
In totaal stijgen de huurprijzen gemiddeld 2 procent, wat minder is dan vorig jaar. In de Randstad blijven de huurstijgingen net als vorig jaar hoger dan het landelijk gemiddelde, met Amsterdam als koploper. Op provinciaal niveau stijgen de huren in Friesland het hardst.
Ook in de steden en provincies zorgen bewonerswisselingen voor extra stijgingen van de huurprijzen. Met name in de provincies Overijssel en Noord-Brabant heeft dit een groot effect op de prijsverhogingen.
Bron
-
Dit bericht verscheen ook op: www.volkskrant.nl