Voor 1 april moet duidelijk zijn in welke twee academische ziekenhuizen de hartchirurgie bij kinderen met een aangeboren hartafwijking wordt geconcentreerd. Ze moeten daarover onderling overeenstemming bereiken. Anders hakt minister Kuipers (Volksgezondheid) zelf de knoop door.

Dat schrijft Kuipers vandaag in een brief aan de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Het besluit is opmerkelijk, omdat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vorige maand de minister uitdrukkelijk adviseerde voorlopig níet over te gaan tot concentratie. Dat zou kunnen leiden tot ‘onomkeerbare gevolgen’ voor de ziekenhuizen die de kinderhartchirurgie zouden verliezen; het zou de toegankelijkheid van andere acute zorg in Groningen in gevaar brengen en het zou Leiden de academische status kunnen kosten.
De NZa adviseerde daarom eerst tot ‘een integraal perspectief op het academisch zorglandschap’ te komen, zodat de ziekenhuizen zorgvormen kunnen uitruilen om zo de gevolgen van het verlies van de hartchirurgie te dempen.
Definitief naar twee centra
Dat advies legt Kuipers nu in niet mis te verstane bewoordingen naast zich neer. Zo’n ‘integraal perspectief’ gaat te veel tijd kosten, schrijft Kuipers. Dat verhoudt zich niet ‘tot de urgentie van dit onderwerp’. Want, schrijft Kuipers, ‘de huidige situatie (waarin kinderhartchirurgie plaatsvindt in Rotterdam, Utrecht, Leiden en Groningen, red.) is te kwetsbaar om die langere tijd te laten voortbestaan’.
Ook haalt Kuipers definitief een streep door de mogelijkheid van concentratie in drie centra, met name omdat de Inspectie Gezondheidszorg voorstander is van concentratie naar twee centra. Kinderhartchirurgen (en gespecialiseerde verpleegkundigen) zijn namelijk dun gezaaid en de uitval van één medisch specialist bij zo’n centrum kan nu leiden tot een verdubbeling van het werk van een ander. ‘Dat maakt de dienstbelasting soms erg zwaar, mogelijk zelfs risicovol, met verstrekkende gevolgen voor patiënten en ouders.’
Bovendien leidt concentratie in twee centra ertoe dat chirurgen vaker ingewikkelde operaties kunnen uitvoeren. Daardoor zijn operaties vaker succesvol en overlijden er minder kinderen.
Kuipers wil nog dit kwartaal duidelijkheid van de medische centra. Zo kunnen de onderlinge verhoudingen zo snel mogelijk weer verbeteren, denkt de minister. ‘De lang slepende discussie over deze concentratie zet de verhoudingen tussen een aantal professionals zwaar onder druk met potentiële risico’s voor de kwaliteit van zorg.’
UMC’s negeerden eerder verzoek
Het is niet de eerste keer dat de ziekenhuizen het verzoek krijgen er zelf uit te komen. Dat gebeurde eerder in november 2021, toen Hugo de Jonge nog minister van Volksgezondheid was. Ernst Kuipers stond toen aan het hoofd van het Erasmus MC in Rotterdam.
De bestuursvoorzitters van de ziekenhuizen deden toen nauwelijks hun best om tot een vergelijk te komen. De onderlinge verhoudingen waren toen al dusdanig verstoord dat ze zich er met een kort mailtje van af maakten: we zijn nogal druk met corona, was de strekking, gaat niet lukken.
Die corona-vlieger gaat nu niet meer op, schrijft Kuipers, en bovendien ligt er de impactanalyse van de NZa, waarmee alle onzekerheden over de (vergaande) gevolgen van tafel zijn. Ook over het verzachten van die gevolgen moeten de ziekenhuizen het eens worden, schrijft Kuipers. Daartoe hebben zij tot 1 oktober de tijd.
Zo moeten de vormen van zorg die worden geraakt door het verdwijnen van kinderhartchirurgie gewaarborgd worden, moet er voldoende onderzoeks- en opleidingscapaciteit blijven in de ziekenhuizen, en moeten er landelijk voldoende ic-bedden voor kinderen en volwassenen beschikbaar blijven.
Komen de academische ziekenhuizen er onderling niet uit, of weigeren ze deze opdracht te aanvaarden, ‘dan zie ik mijzelf genoodzaakt op korte termijn zelf deze keuze maken’, schrijft Kuipers.
Belangenstrijd
Toch is het nog maar zeer de vraag of de umc’s er dit keer wel samen uitkomen. De discussie over de kinderhartchirurgie speelt al dertig jaar en gaat over veel meer dan de 1.200 tot 1.400 kinderen die jaarlijks met een hartafwijking worden geboren. Het is ook een discussie over geld en aanzien. De ziekenhuizen hebben afgelopen jaren hard gelobbyd om de kinderhartchirurgie te kunnen behouden en lieten daarbij niet na elkaar zwart te maken. Verzoeningspogingen onder leiding van oud-minister Martin van Rijn hadden maar weinig effect.
Ook in de voorwaarden die Kuipers nu opstelt, zal elk umc voldoende aanknopingspunten vinden voor het eigen gelijk. Maar met die houding moet het maar eens afgelopen zijn, schrijft de minister. Concentratie van kinderhartchirurgie ‘lijkt soms ook een bijna onontwarbare kluwen van belangen en normen. Maar de voorzieningen zijn er voor de patiënt, en niet andersom.’
Bron
-
Dit bericht verscheen ook op: www.volkskrant.nl